Onzekerheden Financieel perspectief
Bij het opstellen van de kadernota zijn er diverse ontwikkelingen die nog niet volledig uitgekristalliseerd of nog niet te kwantificeren zijn. Deze ontwikkelingen kunnen zowel een positief als een negatief effect hebben. Per onderwerp is afgewogen of een bedrag in het financieel meerjarenperspectief opgenomen kan worden. Op basis van deze afweging is, gezien de grote mate van onzekerheid, in deze kadernota voor bijna alle onderdelen uitgegaan van de budgetneutrale variant (nul-scenario). Met andere woorden, deze ontwikkelingen zijn nog niet in het financieel meerjarenperspectief verwerkt.
Voor enkele onderdelen is er wél een bedrag in het financieel meerjarenperspectief opgenomen, maar is de onzekerheid omtrent de omvang van het effect zo groot dat er aanvullend een bedrag als onzekerheid is opgenomen.
Het college hecht er waarde aan de onzekerheden in beeld te brengen omdat deze het financieel perspectief op een later moment mogelijk beïnvloeden.
Aangezien dit reële risico's zijn en dus is te verwachten dat deze zich ook deels voordoen, wordt bij het opstellen van de begroting 2023 opnieuw gekeken of deze financieel vertaald kunnen of moeten worden.
In tabel 7 zijn de onzekerheden voor 2023 weergegeven, met daarbij een schatting voor het meest positieve en het meest negatieve scenario.
(Bedragen x € 1.000; + = voordeel / - = nadeel) | ||||||
Tabel 7 Onzekerheden financieel perspectief - scenario's | Min. | Max. | Effect 2023 | |||
1. | Herijking gemeentefonds (GF) - effect 2023 | PM | PM | 0 | ||
Ontw. GF - onderuitputting rijksuitgaven / lager GF | PM | PM | 0 | |||
2. | Ontwikkelingen Sociaal Domein | -1.500 | -2.500 | 0 | ||
3. | Herinrichting Lekdijk | PM | PM | 0 | ||
4. | Ontwikkeling inflatie | PM | PM | 0 | ||
5. | Ontwikkeling prijzen bouw en onderhoud* | -50 | -500 | * | ||
6. | Ontwikkeling energieprijzen* | 0 | -450 | * | ||
7. | Klimaat en duurzaamheid | PM | PM | 0 | ||
8. | Omgevingswet | PM | PM | 0 | ||
Totaal onzekerheden | -1.550 | -3.450 | 0 | |||
* Bedragen zijn aanvullend op de meldingen in de paragraaf 'Onvermijdelijke ontwikkelingen' | ||||||
Totaal onzekerheden | -1.550 | -3.450 | 0 |
1. Ontwikkelingen gemeentefonds
Meicirculaire 2022
Onder de 'Jaarlijkse actualisaties' is de uitkomst van de meicirculaire als PM-post gemeld. Dit is een nog onbekende factor bij het opstellen van de kadernota en daarmee een onzekerheid voor het financieel perspectief. De afgelopen jaren zorgde de meicirculaire steeds voor een toename van de algemene uitkering, waardoor de kadernota achteraf een te negatief beeld van de financiële positie gaf. Hieruit kan echter niet de conclusie getrokken worden dat de meicirculaire 2022 ook een positieve uitkomst heeft.
De aanname bij de scenario’s is dat het effect van de meicirculaire ergens tussen € 1,0 miljoen nadelig en € 1,0 miljoen voordelig uitpakt. De onzekerheid over deze bedragen is te groot om vooruitlopend op de circulaire een bedrag in de begroting op te nemen.
Onderuitputting rijksuitgaven / lagere uitkering gemeentefonds
Het Centraal Planbureau waarschuwt voor onderuitputting van de rijksuitgaven in de lopende kabinetsperiode. Als het rijk minder uitgeeft, werkt dit naar gemeenten door via een lagere gemeentefondsuitkering. De arbeidsmarkt is momenteel erg krap. Vraag is dan ook of er voldoende arbeidskrachten zijn om alle plannen uit te kunnen voeren. Daarnaast staan veel rijksuitgaven nog op de zogeheten ‘aanvullende post’ op de rijksbegroting in afwachting om toebedeeld te worden aan een ministerie om uit te kunnen geven. Die bedragen tellen op voorhand wel mee in de ontwikkeling van het gemeentefonds, maar als ze niet toebedeeld en uitgegeven worden, heeft ook dat een dempend effect op het gemeentefonds. Tot slot is het kabinet nu al geconfronteerd met een structurele tegenvaller van ongeveer € 4 tot 5 miljard als gevolg van een uitspraak van de Hoge Raad inzake de berekening van de rendementen ten behoeve van de vermogensrendementsheffing in box 3 van de inkomstenbelasting. Dat geld zou elders bezuinigd kunnen worden.
2. Ontwikkelingen sociaal domein (Jeugdwet en Wmo)
In het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau "Uitdagingen in het sociaal domein: Nieuwe gemeentebesturen aan zet" (maart 2022) wordt gesteld dat het gebruik van (dure) maatwerkvoorzieningen en de kosten daarvan de komende jaren nog meer gaan stijgen. In 2021 zijn de kosten voor jeugdzorg in de gemeente wederom flink gestegen door een langduriger en complexere zorgvraag. Gelijktijdig heeft het nieuwe woonplaatsbeginsel met ingang van dit jaar ook een effect. Op dit moment is het daarom nog te vroeg om een prognose te maken van het financieel effect voor 2023. Op basis van een ruwe inschatting, waarbij wordt uitgegaan van een stijgende en complexere vraag naar jeugdzorg, moet de gemeente rekening houden met extra uitgaven van tenminste € 1,5 miljoen . Op basis van de gegevens over de eerste helft van 2022 verwacht de gemeente richting de begroting 2023 een prognose te kunnen maken, waarbij het effect van het nieuwe woonplaatsbeginsel beter inzichtelijk is.
Daarnaast is onlangs duidelijk geworden dat het kabinet heeft besloten om zelf de verantwoordelijkheid te dragen voor de extra bezuinigingen op de jeugdzorg uit het coalitieakkoord. Hierdoor is de rekening en het risico voor deze extra bezuiniging voor het rijk en wordt deze niet bij gemeenten neergelegd. Dit betekent dat de Hervormingsagenda Jeugd weer opgepakt wordt, wat gaat leiden tot wijzigingen in het stelsel voor jeugdzorg. Het rijk verwacht van dit jaar een planning te hebben, die leidend is voor de periode tot 2028. Daarnaast vraagt het Toekomstscenario Jeugd- en Gezinsbescherming de komende jaren een belangrijke verandering in de samenwerking tussen lokale teams en een nieuw Regionaal Veiligheidsteam waarin de taken van de huidige organisaties (Jeugdbescherming, Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming) zijn samengebracht.
Welke financiële gevolgen deze ontwikkelingen lokaal zullen hebben, is nu nog niet bekend.
3. Herinrichting Lekdijk
In het kader van het nationaal Deltaprogramma Rivieren wordt de Lekdijk tussen Amerongen en Schoonhoven versterkt door het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (HDSR). Op dit moment loopt de planfase, waarin HDSR met gemeente Utrechtse Heuvelrug, gemeente Wijk bij Duurstede, en provincie aan de planvorming werkt voor het traject Amerongen – Wijk bij Duurstede. De uitvoeringsfase staat gepland vanaf begin 2024.
Het wegdek op de Lekdijk is in een matige staat en moet binnen enkele jaren vernieuwd worden. Met lokale reparaties is het wegdek nog van voldoende kwaliteit om te wachten op de uitvoering in 2024 door HDSR. Herinrichting van het wegdek is de verantwoordelijkheid van de gemeente. Door de samenwerking met de HDSR kan de gemeente op de herinrichting van het wegdek voordelen behalen. Een groot voordeel is de subsidie vanuit de provincie voor verkeersmaatregelen. Een ander voordeel is dat de HDSR een budget heeft voor herstel aan het wegdek veroorzaakt door werkzaamheden. De combinatie van deze twee voordelen zorgt ervoor dat de herinrichting voordeliger uitvalt voor de gemeente.
De bijdrage die de gemeente moet leveren aan de HDSR voor de herinrichting is op dit moment nog niet bekend. Momenteel is HDSR bezig met het uitwerken van de plannen en verwacht wordt dat in de loop van 2022 duidelijk wordt wat de herinrichting de gemeente gaat kosten. Hierover zal het college u verder informeren in de kadernota 2024 middels het Meerjaren Investerings Plan (MIP).
4. Ontwikkeling inflatie
In deze kadernota is de indexatie op de gebruikelijke wijze berekend (HICP). Alle ontwikkelingen op economisch en mondiaal vlak zorgen voor onzekerheid, leveringsproblemen en tekorten aan allerlei grondstoffen, materialen en arbeidskrachten, met hoge prijsstijgingen tot gevolg. Of, en in welke mate deze trend zich voortzet, moet nog blijken. Op voorhand is niet uit te sluiten dat de werkelijke prijsstijgingen in 2023 (fors) hoger uitvallen dan waarmee in deze kadernota rekening is gehouden. Wanneer het Rijk de gemeenten hiervoor niet (volledig) compenseert, zorgt dit voor extra druk op de exploitatie.
5. Ontwikkeling prijzen bouw en onderhoud
In de kadernota stelt de gemeente voor om de prijsontwikkeling voor onderhoud gebouwen een stelpost op te nemen vanwege de prijsstijgingen van 8% extra boven op de HICP. Dit percentage is conform de lijn die de meeste gemeenten hanteren. Wat het uiteindelijke effect van de oorlog in Oekraïne en de stijgende personeelslasten en energielasten zal zijn, is nog onzeker. De periode en uiteindelijke omvang van prijsstijgingen is moeilijk in te schatten. Voor het onderhoud gebouwen dat is opgenomen als investering in het Meerjarig Investerings Plan, volgt een uitwerking in de begroting 2023-2026. Afhankelijk van keuzes zoals minimaal onderhoud, effectief inzetten van huidige budgetten, verschuiven in jaarschijven bij investeringen of overheveling van andere budgetten in de begroting naar onderhoud is het bedrag nu nog niet concreet te benoemen. Het minimale bedrag is opgenomen in de jaarlijkse actualisatie voor de exploitatie.
De bedragen in de tabel komen bovenop het minimale bedrag dat als nadeel in het financieel perspectief is verwerkt. Zie melding Stelpost onderhoudslasten bouw in de paragraaf 'Onvermijdelijke ontwikkelingen'.
6. Ontwikkeling energieprijzen
In de kadernota stelt de gemeente voor om de prijsontwikkeling voor een nieuw contract op te nemen als een stelpost energie voor een bedrag van € 1.350.000 (75%). Daarnaast is er een risico dat de door externe ontwikkelingen en de hoge wereldvraag naar grondstoffen de opgenomen stelpost energie niet afdoende is. Zodra het contract is aanbesteed, wordt uw raad geïnformeerd.
In het financieel perspectief is € 1.350.000 aan nadeel verwerkt. Zie melding Stelpost energielasten in de paragraaf 'Onvermijdelijke ontwikkelingen'. In het worst case scenario komt daar nog een nadeel van € 450.000 (25%) bij, ofwel een totaal negatief effect van € 1,8 miljoen.
7. Klimaat- duurzaamheid
Op het moment wordt er gewerkt aan een nieuw programma duurzaamheid en een actuele klimaatroutekaart. Deze worden naar verwachting eind 2022 aan de gemeenteraad voorgelegd. Het nieuwe programma heeft een bredere scope; hierin zijn voor het eerst de beleidsvelden natuur en biodiversiteit en circulariteit meegenomen. Ook voor klimaatadaptatie verwachten we dat extra inspanningen nodig zijn de komende jaren, waarvoor onvoldoende formatie beschikbaar is. Dit betekent een vraag om extra middelen, die bij de besluitvorming over het nieuwe programma wordt voorgelegd. De omvang van de middelen kan nog niet worden bepaald en is ook afhankelijk van de extra middelen die we ontvangen van het Rijk voor uitvoering van het Nationaal Klimaatakkoord.
8. Omgevingswet
Op dit moment is het nog onduidelijk of en welke (financiële) gevolgen het nieuwe uitstel en de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2023 hebben voor de gehele transitieperiode tot 2030, en dat geldt ook voor 2023. Uit een landelijk onderzoek blijkt dat de incidentele invoeringskosten veel hoger, en de structurele baten lager zijn dan oorspronkelijk was verwacht. Dit zien we ook terug in berekeningen voor onze gemeente.
In de huidige berekeningen zit nog een aantal aannames dat met de nodige voorzichtigheid moeten worden bekeken. Voor de beheerskosten van het digitale stelsel Omgevingswet (DSO) is een stijging van onze bijdrage voorzien per 2023 van € 1 per inwoner naar € 2,50 per inwoner (verrekening via gemeentefonds). Afhankelijk van de variant die landelijk gekozen wordt voor het DSO, zijn er mogelijk nog extra kosten. Voor de bodemtaken die overkomen van het Rijk naar de gemeenten, nemen we vooralsnog aan dat er een financiële tegemoetkoming komt die kostendekkend is.
Met de gelijktijdige invoering van de Wet kwaliteitsborging (Wkb) zijn er op termijn negatieve financiële gevolgen te verwachten voor de baten uit leges.
Tenslotte merken wij op dat eventuele omgevingsprogramma’s nu nog als pm-posten zijn opgenomen en deze moeten, indien het college hiertoe besluit, nog vertaald worden naar de begroting. Ook zullen mogelijk in de gehele transitieperiode nog aanvullende of andere keuzes richting een omgevingsplan gemaakt moeten worden met gevolgen voor de begroting.