In deze lijst staan begrippen die in de planning & control documenten (kadernota, begroting, bestuursrapportages en jaarrekening) staan. Het gaat om begrippen die vrij specifiek zijn voor gemeenten en/of voor het financiële vakgebied. De begrippen staan in alfabetische volgorde.
Actief/activa
De term activa is de verzamelnaam voor de bezittingen van de organisatie die bedoeld zijn voor de uitoefening van de gemeentelijke taken. Bij activa gaat het om wat de gemeente bezit of waar de gemeente financieel recht op heeft. Voorbeelden zijn: debiteuren (waarvan de gemeente nog geld krijgt), banksaldi, wegen en gebouwen. Activa staan op de op de balans. Een actief wordt vaak over meerdere jaren afgeschreven. Daardoor worden de kosten van de investering over meerdere jaren verspreid.
Activa met een economisch nut
Dit betreft activa die verhandelbaar zijn en kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. Deze activa moeten op de balans worden gezet (=geactiveerd). Voorbeelden zijn riolering, vuilnisauto’s, computers, gemeentekantoor, schoolgebouwen e.d.
Activa in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut
Dit zijn investeringen in de openbare ruimte die duidelijk een maatschappelijk nut dienen, maar geen middelen genereren en niet kunnen worden verhandeld. Voorbeelden zijn bruggen, wegen, kunstwerken.
Afschrijven
Het (in economisch opzicht) tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van gedane investeringen (activa). De afschrijvingslasten vormen samen met de rentelasten de kapitaallasten.
Afvalstoffenheffing
Belasting die van de inwoners wordt geheven voor de dekking van de kosten van het ophalen en verwerken van huishoudelijk afval.
Algemene middelen
Gelden die de gemeenten vrij kan besteden (inzetten voor alle gemeentelijke taken en voorzieningen). De gemeenteraad bepaalt waarvoor, passend binnen wet- en regelgeving. De algemene middelen worden voornamelijk gevormd door de algemene uitkering uit het Gemeentefonds en de belastingen.
Algemene reserve
Onderdeel van het eigen vermogen van een gemeente, waaraan geen bijzondere bestemming is gegeven.
Algemene uitkering (AU)
Een deel van het geld dat gemeenten van het Rijk ontvangen om hun taken uit te voeren komt uit het Gemeentefonds en wordt uitgekeerd in de vorm van een algemene uitkering. De AU is vrij besteedbaar.
Apparaatskosten
Alle personele en materiële kosten die verbonden zijn aan het functioneren van de organisatie, exclusief griffie en bestuur. Voorbeelden: loonkosten voor het ambtelijk apparaat, kosten voor inhuur, ICT-kosten, huisvestings- en facilitaire kosten, kapitaallasten (rente en afschrijvingen, echter alleen voor zover deze betrekking hebben op investeringen voor het laten functioneren van de gemeentelijke organisatie).
Autoriseren
Het (door het vaststellen van de begroting of begrotingswijzigingen) door de Raad machtigen van het College tot het doen van uitgaven en het aangaan van verplichtingen.
Balans
Overzicht van de bezittingen (activa) en het vreemde en eigen vermogen (passiva) van de gemeente op een bepaald moment. De balans is onderdeel van de jaarrekening. De balans geeft aan waarin is geïnvesteerd (bezittingen = activa) en hoe deze investeringen zijn gefinancierd (vermogen en schulden = passiva).
Baten
Opbrengsten/inkomsten die worden toegerekend aan de periode waarop de bijbehorende prestaties betrekking hebben.
Baten- en lastenstelsel
Een begrotingssysteem dat inhoudt dat alle ontvangsten en uitgaven worden toegerekend aan het begrotingsjaar waarop zij betrekking hebben (dat wil zeggen: het jaar waarin de prestatie is geleverd).
Baten, incidentele
Baten die bij ongewijzigd beleid en omstandigheden voor bepaalde tijd geraamd worden en een onvoorwaardelijke einddatum hebben. Indicatie: baten die voor maximaal drie jaar vaststaan. Incidentele baten zijn de uitzondering.
Baten, structurele
Baten die bij ongewijzigd beleid en omstandigheden voor meerdere jaren vastliggen (in elk geval meer dan drie jaar).
BBV (Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten)
Dit zijn voorschriften voor de inrichting van de begroting en de jaarrekening en het jaarverslag van de gemeente. Hieruit volgen (als een logische consequentie) richtlijnen voor de bedrijfsvoering en de administratie van de gemeente, zodat aan de voorschriften voor begroting en jaarstukken kan worden voldaan.
Bedrijfsvoering
De activiteiten om beleid te kunnen ontwikkelen en uitvoeren. Vaak deelt men ze in naar: personeel, informatie, automatisering, communicatie, organisatie, financieel beheer en facilitaire diensten.
Begroting
Een door de raad vastgesteld document dat aangeeft welke beleidsvoornemens de gemeente heeft, welke activiteiten ter realisatie daarvan moeten worden ondernomen, hoeveel middelen met de realisatie daarvan zijn gemoeid en uit welke bronnen die middelen afkomstig zijn.
Begrotingsevenwicht
Geraamde baten en lasten in de begroting zijn gelijk; het begrotingssaldo (resultaat na bestemming van reserves) is nul.
Begrotingssaldo
Het verschil tussen de baten en de lasten in de begroting.
Begrotingswijziging
Via een begrotingswijziging worden de geraamde baten en lasten in de begroting bijgesteld.
Belasting
Wettelijk gedwongen bijdrage van particulieren of bedrijven aan de overheid waar tegenover geen rechtstreekse individuele prestatie van de overheid staat.
Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft aan hoeveel belasting een gemeente jaarlijks kan innen.
Belastingcapaciteit, onbenutte
Het verschil tussen het maximum aan belastingen dat geheven kan worden en de feitelijke (begrote) belastingopbrengst.
Belastingverordening
Raadsbesluit met regels over heffing en invordering van belastingen en rechten.
(Be-)staand beleid
Beleid waarover al besluitvorming heeft plaatsgevonden.
Bestemmingsreserve
Door de Raad voor een specifiek doel gereserveerde middelen. Onderdeel van het eigen vermogen. Zolang de Raad de bestemming kan veranderen is er sprake van een vrij aanwendbare (bestemmings-) reserve. Een deel van de bestemmingsreserves kan niet vrij aanwendbaar zijn als sprake is van ‘dekkingsreserves’ of andere al bestaande verplichtingen.
Bestuurlijk belang
Een bestuurlijk belang heeft een gemeente wanneer zij een zetel heeft in het bestuur van een derde rechtspersoon of als ze een stemrecht heeft.
Bestuursrapportage (1e, 2e en 3e)
Eerste en tweede bestuursrapportage: Tussentijdse rapportages waarin het college de raad informeert over de afwijkingen met financiële en/of beleidsmatige gevolgen in het lopende boekjaar. Dit geeft de raad de mogelijkheid om bij te sturen en/of budgetten aan te passen (d.m.v. een begrotingswijziging).
Derde bestuursrapportage: raadsinformatiebrief over de voorlopige realisatie van de begroting van de gemeente over het zojuist afgesloten boekjaar (exclusief sociaal domein).
Boekwaarde
Waarde van een actief in de financiële administratie en (dus) op de balans.
Bouwgrondexploitatie
De activiteit waarbij ruwe onbebouwde gronden dan wel voor stad- en dorpsvernieuwing bestemde gronden onder aanwending van arbeid, materialen en kapitaalgoederen worden omgevormd tot een gevarieerde hoeveelheid aan derden te verkopen dan wel in erfpacht uit te geven bouwterreinen.
BTW-compensatiefonds
Begrotingsfonds waaruit gemeenten en provincies een belangrijk deel van de door hen betaalde omzetbelasting kunnen terugvorderen.
Circulaire (Gemeentefonds)
Berichtgeving van het Rijk met informatie over de omvang en de verdeling van de uitkeringen uit het gemeentefonds en over andere financiële onderwerpen die voor de gemeenten en provincies van belang zijn. Verschijnt vast in mei, september en december en soms extra in maart.
Cofinanciering
Systematiek waarbij overheden en eventueel bedrijven afspraken maken over gezamenlijke financiering (van een investering, project, etc.).
Dekking
De wijze waarop (nieuwe) lasten door baten worden afgedekt.
Dekkingsmiddelen
Middelen die worden aangewend om de lasten in de begroting op te vangen.
Delegatie
Overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de uitvoering van bepaalde taken door een hogere geplaatste functionaris of instantie aan een lager geplaatste functionaris of instantie.
Doelmatigheid
Het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen. Doelmatigheid wordt ook wel efficiëntie genoemd.
Doeltreffendheid
De mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald. Een ander woord voor doeltreffendheid is effectiviteit.
Doeluitkering
Vergoeding van andere overheidslichamen (veelal het Rijk) bestemd voor een vooraf bepaald en voorgeschreven doel. Een andere benaming is specifieke uitkering.
Dualisme/ dualistisch stelsel
Het dualisme/ dualistisch stelsel kenmerkt zich doordat de posities en bevoegdheden van de Raad en het College ontvlecht zijn. De Raad richt zich primair op de kaderstellende en controlerende functie, het College op de uitvoerende functie (het besturen van de gemeente). De wethouders zijn geen lid van de Raad.
Duurzaam financieel evenwicht
Criterium voor een gezond financieel beleid. Er is sprake van duurzaam financieel evenwicht als, rekening houdend met het risicoprofiel van de gemeente, aannemelijk is dat binnen de termijn van de meerjarenraming een bestendige situatie van structureel en reëel evenwicht aanwezig is of ontstaat.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen bestaat uit de reserves en het resultaat na bestemming volgend uit de jaarrekening. Het jaarresultaat wordt afzonderlijk opgenomen als onderdeel van het eigen vermogen, tot het moment dat de Raad het heeft bestemd.
EMU-saldo
Het overheidssaldo of EMU-saldo is binnen de Europese Unie een belangrijke indicator voor de gezondheid van de overheidsfinanciën. Het wordt bepaald door het geraamde of gerealiseerde saldo van de ontvangsten en uitgaven van een gemeente of provincie, op transactiebasis.
Exploitatie
De bedrijfseconomische baten en lasten van alle gemeentelijke taken die tot uitdrukking komen in de begroting, de meerjarenraming en de jaarrekening.
Financieel belang
Een gemeente heeft een financieel belang indien de middelen die de gemeente ter beschikking stelt, verloren gaan in geval van faillissement van de verbonden partij en/of als financiële problemen bij de verbonden partij verhaald kunnen worden op de gemeente.
Financieel beleid
Het financiële beleid omvat de uitgangspunten voor de financiële functie. In de eerste plaats zijn dat de algemene uitgangspunten en doelen voor de uitoefening, organisatie en werking van de financiële functie en de daarbij behorende informatievoorziening. Ten tweede gaat het specifiek om uitgangspunten die de budgettaire ruimte beïnvloeden. Artikel 212 van de Gemeentewet noemt in dat verband drie onderwerpen: richtlijnen voor de financieringsfunctie, de regels voor waardering en afschrijving van activa en de grondslagen voor de berekening van de tarieven, heffingen en prijzen die de gemeenten heffen.
Financieel toezicht/ provinciaal toezicht
Toezicht door de Provincie op het structureel in evenwicht zijn van de begroting en de jaarrekening van de gemeente, zowel inhoudelijk als procedureel.
Financiering
De wijze waarop (geld)middelen worden ingezet om activa aan te schaffen. Financiering kan met eigen financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) of met externe financieringsmiddelen (opgenomen geldleningen).
Financieringsparagraaf
Een belangrijk instrument voor het transparant maken, en daarmee voor het sturen, beheersen en controleren, van de financieringsfunctie. Hij dient in te gaan op de eisen die de Wet fido stelt. Er moet uit blijken dat de uitvoering van de financieringsfunctie uitsluitend de publieke taak dient, dat het beheer prudent is en dat aan kasgeldlimiet en renterisiconorm wordt voldaan.
Gemeentefonds
Het Gemeentefonds is een begrotingsfonds met het karakter van algemene middelen dat wordt beheerd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën. Bij wet wordt ten aanzien van ieder uitkeringsjaar een bedrag aan middelen van het Rijk ten behoeve van het Gemeentefonds afgezonderd. De jaarlijkse ontwikkeling van het Gemeentefonds is momenteel gekoppeld aan de jaarlijkse ontwikkeling van alle uitgaven onder het uitgavenplafond van het Rijk (de accresrelevante uitgaven, ARU).
Heffingen
Belastingen en retributies.
Indexeren
Aanpassen van bedragen ter compensatie van waardevermindering door inflatie.
Integrale afweging
Dit betekent dat de besluitvorming het totale beleid/ alle baten en lasten betreft, niet alleen een specifiek voorstel.
Investering
Het vastleggen van vermogen in een object waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.
Jaarstukken (jaarrekening en jaarverslag)
De jaarstukken blikken terug op het voorbije begrotingsjaar: welke beleidsvoornemens uit de begroting zijn gerealiseerd, welke activiteiten zijn daartoe ondernomen en wat heeft het gekost. De raad neemt een besluit over de jaarrekening, mede op basis van de uitkomsten van het onderzoek van de accountant (getrouw beeld en rechtmatigheid).
Kadernota
In de kadernota geeft het college de raad inzicht in de belangrijkste ontwikkelingen voor de komende jaren. De ontwikkelingen kunnen zowel maatschappelijk zijn (bijv. hoe om te gaan met de nieuwe omgevingswet), als financieel (actueel financieel perspectief). De kadernota bevat de beleidsmatige en financiële kaders op hoofdlijnen voor het volgende begrotingsjaar en de drie daaropvolgende jaren.
Kapitaallasten
De afschrijvingskosten en rentekosten van investeringen. Dit zijn de jaarlijks terugkerende lasten van geactiveerde investeringen.
Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet stelt dat de gemiddelde netto-kortlopende schuld in een bepaald kwartaal niet hoger mag zijn dan een wettelijk bepaald percentage van het begrotingstotaal. Ingesteld om de lening portefeuille te behoeden voor een onverantwoord grote gevoeligheid voor rentefluctuaties.
Kwijtschelding
Opheffen van de invordering van bijvoorbeeld een gemeentelijke belasting, omdat de belastingplichtige voldoet aan de kwijtscheldingsnormen.
Lasten
Lasten zijn uitgaven die aan de periode (begrotingsjaar) worden toegerekend waarop de bijbehorende prestaties betrekking hebben of omdat het verlies in het begrotingsjaar plaats zal vinden.
Meerjarenraming
Begrotingsraming voor tenminste drie op het begrotingsjaar volgende jaren. Deze wordt bij de jaarbegroting aan de Raad aangeboden en behandeld (maar niet vastgesteld) en is ook een hulpmiddel voor het begrotingstoezicht. De meerjarenraming bestaat uit zowel bestaand als nieuw beleid.
Onttrekking
Aanwending van reserve of voorziening ten gunste van de exploitatie/ het resultaat.
Onvoorzien / de 3 O’s
De post onvoorzien is een verplicht te ramen bedrag op de begroting voor het opvangen van de onontkoombare en onuitstelbare uitgaven die ten tijde van het opstellen van de begroting nog niet worden voorzien. De criteria worden wel de drie O’s genoemd: onvoorzien, onontkoombaar en onuitstelbaar. De begrotingspost ‘onvoorzien’ is een post waaruit nooit rechtstreeks betalingen mogen worden gedaan. Op basis van besluitvorming worden middelen overgeheveld vanuit de post ‘onvoorzien’ naar het budget waarop de onvoorziene uitgave inhoudelijk betrekking heeft.
Overhead
Alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces. Dus organisatiekosten die niet rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan de producten van de organisatie, zoals leidinggevenden en managementondersteuning primaire proces, financiën, ICT, P&O/HRM, inkoop, juridische en fiscale zaken, bestuursondersteuning, communicatie, facilitaire zaken en huisvesting.
Paragrafen
Door het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) voorgeschreven onderdelen van de beleidsbegroting waarin onderwerpen van belang voor het inzicht in de financiële positie worden behandeld. De paragrafen bevatten de beleidsuitgangspunten van beheersmatige activiteiten en de lokale heffingen. Via deze paragrafen dient de Raad ook hier nadrukkelijk zelf de beleidsuitgangspunten vast te stellen. De paragrafen geven een dwarsdoorsnede van de begroting. Er zijn zeven verplichte paragrafen. In de paragrafen kunnen bedragen worden genoemd maar ze worden niet apart geautoriseerd. Het gaat in de paragrafen om de beleidslijnen van beheersmatige aspecten die belangrijk zijn: financieel, politiek of anderszins.
De verplichte paragrafen zijn (in alfabetische volgorde): Bedrijfsvoering, Financiering, Grondbeleid, Lokale heffingen, Onderhoud kapitaalgoederen, Verbonden partijen, Weerstandsvermogen en risicobeheersing.
Passiva
Vermogensbestanddelen: eigen vermogen (reserves) en vreemd vermogen (voorzieningen en schulden).
Planning- en controlcyclus
Voorbereiden, vaststellen, uitvoeren van de kadernota, begroting, de tussentijdse rapportages en de verantwoording erover in jaarverslag en jaarrekening.
Product
Eenheid waarin programma’s zijn onderverdeeld. Producten worden bepaald door het college (uitvoeringsinformatie). Onder het niveau van producten kunnen nog één of meerdere niveaus liggen, afhankelijk van de organisatie en grootte van de gemeente (uitvoeringskader ambtelijk apparaat).
Programma
Een samenhangend geheel van activiteiten en geldmiddelen gericht op het bereiken van vooraf bepaalde maatschappelijke effecten, waaraan indicatoren gekoppeld kunnen zijn.
Rechtmatigheid
Het handelen in overeenstemming met wet- en regelgeving, waaronder ook begrepen zijn de gemeentelijke verordeningen, raads- en collegebesluiten.
Rekenkamercommissie
Onafhankelijk orgaan dat ten behoeve van de Raad gevraagd en ongevraagd onderzoek doet naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Het onderzoek naar de rechtmatigheid van de jaarrekening is een taak van de accountant.
Renteomslag
Een berekeningsmethodiek waarbij de totale netto rentekosten van zowel de vreemde als de eigen financieringsmiddelen worden omgeslagen over de totale investeringen.
Renterisiconorm
Het gestelde kader om tot een zodanige opbouw van de leningenportefeuille te komen, dat het renterisico uit hoofde van renteaanpassingen en herfinanciering van leningen in voldoende mate wordt beperkt. De renterisiconorm wordt berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld bij aanvang van het begrotingsjaar en de daaropvolgende drie jaar.
Reserves
Bestanddelen van het eigen vermogen die zijn ontstaan door bestemming van overschotten of die planmatig zijn bestemd.
Reserve, egalisatie-
Reserve waarmee ongewenste schommelingen (in tarieven of lasten) kunnen worden opgevangen.
Resultaat
Saldo van baten en lasten in de begroting of de jaarrekening.
Resultaat na bestemming (ook wel ‘financieel resultaat’ genoemd)
Het resultaat voor bestemming plus de reservemutaties (toevoegingen aan de reserves minus de onttrekkingen aan de reserves).
Resultaat voor bestemming (ook wel ‘exploitatieresultaat’ genoemd)
Saldo van baten en lasten bij de programma’s, de algemene dekkingsmiddelen, overhead, heffing vennootschapsbelasting en onvoorzien.
Rioolheffingen
Heffing die van de gebruikers (huishoudens en bedrijven) wordt geheven ter dekking van de kosten van het beheer en behoud van de riolering.
Risico
Onzekere gebeurtenis die kan leiden tot het afwijken van de gestelde doelstellingen en eisen.
Risicobeheer
Systematisch in kaart brengen van de risico’s en het treffen van maatregelen om de kans dat het risico zich voordoet te verkleinen en de (financiële) gevolgen te minimaliseren en/of op te kunnen vangen.
Specifieke uitkeringen
Vergoeding van andere overheidslichamen (veelal het Rijk) bestemd voor een vooraf bepaald en voorgeschreven doel. Een andere benaming is doeluitkering.
Stelposten
Structurele stelposten: Begrotingsposten (lasten) waarbij de omvang en het bestedingsdoel bekend zijn en die jaarlijks op basis van de verwachte kosten worden verdeeld.
Overige stelposten: tijdelijke baten of lasten die nog verdeeld moeten worden. Op basis van nog te verzamelen informatie wordt bepaald aan welke (functionele) budgetten het geraamde budget zal worden toegevoegd.
Taakveld
Een taakveld is een samenhangend geheel van activiteiten en taken en hangt onder een programma. De taakvelden zijn wettelijk vastgestelde uniforme eenheden die mogelijk maken dat de uitgaven van gemeenten geaggregeerd kunnen worden en vergeleken kunnen worden.
Toezicht (provinciaal)
Het uitoefenen van toezicht is het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.
De provincie is wettelijk verplicht toezicht te houden op de gemeentefinanciën en de gemeenten te helpen bij het bevorderen van een financieel gezonde huishouding. Daarnaast draagt dit bij aan het voorkomen dat een gemeente niet meer in staat is financiële tekorten zelf op te lossen.
Treasury/ treasuryfunctie
Treasury omvat het beheer van financiën, geld en kapitaal. De treasuryfunctie binnen de gemeente omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
Vaste schuld
Schuld met een looptijd van minimaal 1 jaar.
Verbonden partijen
Een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft. Voor het hebben van een financieel belang is het niet per se nodig dat de gemeente een bedrag ter beschikking stelt aan de verbonden partij. Zij heeft ook een financieel belang als financiële problemen bij de verbonden partij op de gemeente kunnen worden verhaald.
Verordeningen
Algemene regels, vastgesteld door de Raad.
Verordening artikel 212
Deze gemeentelijke verordening bevat de uitgangspunten voor het financiële beleid en regels voor het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie.
Verordening artikel 213
Gemeentelijke verordening waarin de gemeente de controle op het financiële beheer en de financiële organisatie door de accountant regelt.
Verordening artikel 213 a
Gemeentelijke verordening waarin de gemeente de controle over het periodieke onderzoek door het College naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het College gevoerde bestuur regelt.
Verplichtingen
Door opdrachtverstrekking ontstaat voor de gemeente de verplichting tot betaling op enig moment.
Voorzichtigheidsbeginsel
Het voorzichtigheidsbeginsel houdt onder meer in dat voorziene verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar meegenomen moeten worden genomen als zij vóór het opmaken van de jaarrekening bekend zijn. Positieve resultaten, ook wel winsten genoemd, daarentegen worden pas in de jaarrekening verwerkt als zij vaststaan en zijn gerealiseerd. Het is dus niet toegestaan om vooruit te lopen op toekomstige positieve resultaten.
Voorzieningen
Afgezonderde vermogensbestanddelen (vreemd vermogen) die gevormd worden wegens
a) verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is doch redelijkerwijs te schatten;
b) risico’s waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is doch redelijkerwijs te schatten;
c) kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren;
d) de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven; e) nog niet bestede middelen die specifiek besteed moeten worden.
Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit bestaat uit middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van bestaande taken.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is gedefinieerd als het vermogen/ de mogelijkheid om niet structurele financiële risico’s op te kunnen vangen en zo de taken van de gemeente te kunnen voortzetten. Het weerstandsvermogen (de mogelijkheid om risico’s op te kunnen vangen) bestaat uit de relatie tussen de weerstandscapaciteit (de geldmiddelen) en de risico’s waarvoor geen specifieke maatregelen zijn getroffen. Een hogere weerstandscapaciteit en/of vermindering van de risico’s zorgen beiden voor een verbetering van het weerstandsvermogen.
Wet fido
Afkorting voor ‘Wet financiering decentrale overheden’. De wet fido regelt de voorwaarden waaronder een gemeente geld kan lenen en mag uitlenen.